Mijn tuin staat vol met
wilde peen. Een doodgewone plant die ook in bermen groeit. Maar
ík vind hem heel apart. Wilde peen is een verre voorvader van
onze gekweekte, tamme peen. Zeg maar: een soort oerpeen. Hij
staat stevig in de grond met een witte wortel. Die kun je eten
en dat ga ik een keer doen. De bloem is een schermbloem en bestaat uit
talloze witte bloempjes. Precies in het midden groeit een
donkerkleurig friemeltje. Net of daar een klein beestje zit.
Vraag me niet waarom. Misschien om insecten te lokken, zodat de
bloem bestoven wordt. Want dat willen bloemen. Maar niet elke
wilde peen heeft middenin zo’n donker bloempje en waarom is dát
dan weer? Geen idee. Op die wilde penen komen de mooiste
insecten af. Die zoek ik op in mijn insectenboekjes. Omdat de
plant wel een meter hoog wordt, kan ik de beestjes mooi op
stahoogte bekijken: de pyjamawants, de muskusboktor, de groene
vleesvlieg, allerlei hommels en bijen en ook soldaatjes.
In juli stikt het van de rode soldaatjes die op al die witte
bedjes met elkaar pare
n.
Zo snel
als ze zijn gekomen, zijn ze een maand later weer weggemarcheerd.
Na de bloei
blijft de wilde
peen nog lang mooi. Elke schermbloem krult omhoog tot een
grappig bolletje. Het schijnt dat de koninginnepage, een grote
en zeldzame vlinder, eitjes legt op wilde peen. Elk jaar hoop ik
haar rond te zien fladderen. Jammer genoeg heeft ze mijn
wilde-peentuin nog niet ontdekt. Mocht ze die toch een keer
vinden… wauw wauw wauw, dan word ik net zo wild
als die wilde peen.
(Foto´s DM)
Lente 2020

(Foto Prof. Aap)
Elk voorjaar is het raak,
meestal ‘s nachts. Een harde plons in de vijver en vrolijk
gesnater. Kwaaaaak, kwaaaaaak. In februari - maart zwemt er dan
dagelijks een eendenpaartje. Vorig jaar vond ik, tussen de
struiken, hun nest met twaalf steenkoude eendeneieren. Het
vrouwtje ging er niet meer op broeden. Misschien was ze
geschrokken van een marter, een kat of kraai en was de plek niet
veilig meer. “We gaan een eendenkorf plaatsen,” zei ik tegen
Prof. Aap. Daar hadden we tijd voor. We moesten thuis blijven,
want corona. De bestelde korf zou meteen geleverd worden… maar
niet heus. Ik kreeg het ene mailtje na het andere: tot onze
spijt is uw bestelling vertraagd… Inmiddels was het eind
februari. Het eendenpaartje was al eens een kijkje komen nemen,
dus die korf moest snel komen. Ik schrapte de bestelling en zag
op marktplaats een man die van wilgentakken eendenkorven maakte.
Twee dagen later had ik een prachtige eendenkorf in huis. Op
internet stond hoe je zo´n korf moest plaatsen: in het water, 50
cm boven het wateroppervlak, wat hooi erin. De foto is in maart
genomen toen mijn vijver lek was. Je ziet dat het water heel
laag staat. Prof. Aap heeft het lek geplakt en de vijver
bijgevuld. Dus nu wordt de eendenkorf omringd door water en is
veilig voor rovers die eieren en jonge eendjes lusten. Elke
morgen en avond komt het paartje aangevlogen. Ze badderen,
poetsen hun veren, rusten in het zonnetje en vliegen weer weg.
Naar mijn eendenkorf kijken ze niet om. Ik ben bang dat de korf
te laat kwam en dat die twee al ergens anders een nest hebben.
Ik geef de hoop niet op. Stel dat hun nest daar verstoord wordt,
net zoals vorig jaar bij mij, dan zoeken ze een nieuwe plek voor
hun nest. Hopelijk in mijn tuin. Hun riante zomerverblijf staat
in ieder geval klaar: met uitzicht op het water en een bedje van
hooi.
Winter
2019/2020

Gelukkig nieuw(groenten)jaar!
In 2020 ga ik weer lekker veel groente eten. Ook mijn kippen
doen dat. Zij genieten net als ik van mijn tuinkas en
mini-moestuin. Verse bladeren van koolplanten, bieten, andijvie…
ze pikken er driftig op los. Zitten er toevallig een paar rupsen
tussen, dan raken ze helemáál door het dolle. Groente met een
stukje vlees vinden ze heerlijk.
Nog steeds staat er groente in de tuinkas. Dat komt door het
zachte winterweer. In een strenge winter bevriest alles. De
natuur lijkt dan stil te staan. ‘s Winters leggen ook de kippen
meestal geen of weinig eieren. Het eierfabriekje in hun buik
houdt winterrust. Deze winter niet, ze leggen bijna dagelijks
een ei. Hoe dat komt? Ik vertroetel mijn kippen elke dag met
iets lekkers. En als ik de eieren uit hun leghok pak, tok ik ze
vriendelijk toe: “Dank je wel, lieve kippenvriendinnen!” Volgens
mij helpt dat. Je weet niet half wat er door die
klimaatverandering in die kippenkoppies omgaat.
Herfst 2019

Juulke is terug
naar huis. Vijf maanden
lang was hij mijn logee. In juni vroeg de buurvrouw van verderop
of Juulke een tijdje in mijn achtertuin mocht bivakkeren. “Ja,
breng hem maar, leuk!”
Juulke is een klein, stevig paardje, een Shetlander. Wat
vindt-ie lekker? Ik speurde internet af naar informatie. Veel
planten zoals hondsdraf en Sint-Janskruid zijn giftig voor zo’n
paard. Die heb ik om te beginnen uit de grond gerukt. Ja, het
zal je gebeuren dat een logee bij jou zijn laatste adem
uithinnikt! Juulke at bijna de hele dag en kreeg een dikke pens.
O jee, eet hij niet teveel? Zo’n dikkert kan “hoefbevangenheid”
krijgen, had ik gelezen. Een pijnlijke ontsteking bij de hoef.
Of… koliek: dat zijn buikkrampen. Juulke ging meteen op dieet.
Minder vers gras en in plaats daarvan meer hooi. Minder wortels
en minder appeltjes.
Het was verbazend hoeveel drollen dat
beestje produceerde.
Elke dag driekwart emmer verse paardenvijgen. Er ligt inmiddels
een drollenberg van meer dan een meter (stinkt niet) als
aandenken. Kwam ik de keukendeur uit, dan klonk er hoog gehinnik
of laag gebrom. Bij Prof. Aap hinnikte en bromde hij vaker en
harder dan bij mij. Prof. Aap was zijn grote vriend. Elke dag
voerde hij Juulke, klopte hem stevig op zijn schouders, gaf hem
iets lekkers en ruimde zijn
drollen op (wat ik graag aan hem
overliet). Een knuffelpony was Juulke niet. Geen polonaise aan zijn lijf. Toen ik hem een keer zacht borstelde, kreeg ik als
dank een schop. Een harde, onverwachte uithaal met zijn
achterbeen. Ik schrok me rot. Aaaau! Verder was het een rustig
beestje. Heel anders dan indertijd Mekkie en Betsie, mijn twee
dwerggeiten. Die maakten de gekste sprongen, klauterden overal
bovenop en als je ze aaide, waren ze niet bij je weg te slaan.
Door die oplawaai van Juulke, werd ik voorzichtig. Toen
ik het mijn buurvrouw vertelde, zei ze: “Jíj moet de baas zijn.
Pak
hem stevig aan. Geef hem meteen een knietje in zijn
buik en zet een keel op. Hij moet weten dat schoppen niet mag!”
Aha, ik snap het. Prof. Aap was een strenge baas. Juulke liet
het wel uit zijn paardenhoofd om hem te schoppen. En ik? Ik ben
gewoon een softie. Eigen schuld, dikke bult (op mijn been). Ik
hoop dat hij volgend jaar weer een tijdje komt logeren. Dan pak
ik hem anders aan. Hij mij misschien ook. Hij heeft behalve sterke poten ook grote tanden!
(Foto’s Prof. Aap)
Zomer 2019
“Heb
je nog niet genoeg werk met die tuin?” riep Prof. Aap, toen ik
zei dat een tuinkas me leuk leek. Want dan kon ik mijn oude
hobby weer oppakken: met zaadjes en plantjes prutsen. Prof. Aap
zag de bui al hangen. Want ja, wie moet het grondwerk doen en de
kas bouwen? Hij natuurlijk!
In het vroege voorjaar ging Prof.
Aap aan de slag. Ik wist welke kas ik wilde en waar die moest
komen. Het passen en meten kon beginnen. Zo´n kas moet waterpas
staan. Maar de grond liep schuin af, dus moest er grond
weggeschept en verplaatst worden. Kruiwagens vol! Zwaar werk
want de grond was knoerthard en zat vol kiezelstenen. Kom daar
maar eens doorheen met je schepje. “Wie weet liep er in de
Romeinse tijd een weg van kiezels door jullie tuin”, zei een
kennis. De plek leek op een middeleeuwse afgraving. Het was een
uitputtingsslag. Arme Prof. Aap. Hij viel in die weken een paar
kilo af. Maar… 12 mei stond de tuinkas er. Precies op mijn
verjaardag. Hoera! Vanaf die dag begon het zaaien en planten.
Sindsdien kijk ik elke dag met ogen als schoteltjes. Wat een
wonder! Van een
saai grasveld naar een jungle met tomaten, komkommers, bonen,
courgettes en metershoge zonnebloemen. Toen er
op een dag koolwitjes in de kas rond m’n hoofd fladderden, dacht
ik: Prachtig, vlinders in de kas! Tot in mijn broccoliplanten
vette rupsen rondliepen. In één nacht tijd stonden er alleen nog
een paar bladnerven. Dom dom dom, dat ik daar niet aan had
gedacht. En veel te laat gezien, want die groene vreters vallen
tussen al dat groen niet op. Voor koolwitjes is de kas nu
verboden terrein. Niet voor Prof. Aap, die is eregast. Hij is
weer aardig op gewicht en wacht met angst en beven op mijn
volgende "project".


(Foto's DM + Prof. Aap)
Lente 2019

In
onze tuin staat een metershoge populier. Eigenlijk
hoort zo’n reus niet in een tuin. Een populier kan meer
dan 100 jaar oud worden en 40 meter hoog. Alleen als hij alle
ruimte heeft, langs een rivier of in een weiland, kan hij mooi
uitgroeien. Bij ons staat hij vlak bij schuurtjes en hekken. Dat
was al toen we hier kwamen wonen. Stormt het, dan houden we ons
hart vast. Piepend en krakend deint hij heen en weer.
Angstaanjagend is dat! Geregeld breken zware takken af. Dan denk
je: zou onze reus de 100 wel halen?
Zeven jaar geleden belden we voor het eerst de boomsnoeier. De
populier werd gekandelaberd. Dat heet zo, omdat de boom de vorm
krijgt van een antieke kandelaar. Dit jaar ging opnieuw de
kettingzaag in onze reus. In die zeven jaar waren sommige takken
14 meter gegroeid. en die kunnen opeens afbreken. Een reus
snoeien is een vak apart. Je moet lef hebben. Het is klimmen en
klauteren en in rare standjes hangen. Acrobatiek van de hoogste
orde, zonder vangnet. Er komt veel vakmanschap bij kijken. De
stammen en takken moeten de goeie kant op vallen. Niet op onze
schuurtjes en hekken en zeker niet op de helper beneden, die met
een touw de takken in de goeie richting trekt. Wordt er verkeerd
ingezaagd, dan kan zo’n zware tak plotseling wegdraaien en zoef… de
boomsnoeier wordt uit de boom gekatapulteerd. Op de foto de
allerlaatste tak. Toen deze om was (en precies goed terechtkwam)
gaven we die stoere klimgeit een applausje. Iedereen was
opgelucht. Onze gekortwiekte reus kan nu weer groeien. De eerste
takjes met blaadjes zijn er al. Over een jaar of zeven… ja, dan
is het weer tijd voor de kapper.
(Foto DM)
Winter 2019

Het begon allemaal in januari 2015.
In mijn tuinhuis woonde toen de familie bosmuis. Die
familie groeide en groeide (klik
hier). Hoe leuk bosmuizen er ook uitzien -
kraagoogjes, grote oren, lange staart - ze moesten verhuizen. Ik
ving ze met een inloopval en liet ze een paar veldjes verder
vrij. Vier van die bosmuizen mochten logeren op mijn werkkamer:
in een mooie, grote kooi met twee slaaphuisjes. Ze sliepen
altijd gezellig bij elkaar. Van de pinda’s, tamme kastanjes en
stukjes groente legden ze voorraadjes aan. In de slaaphuisjes
lag altijd een mooi bergje. Lege pindadoppen gooiden ze de deur
uit. In de tijd dat er een mannetje bij zat (die was iets forser),
brak af en toe de hel (of het paradijs?) los. Wilde
achtervolgingen: het was paartijd. Maar jonkies heb ik nooit
gezien. Meneer bosmuis legde na anderhalf jaar het loodje. Wie
weet hadden zijn drie vrouwen hem uitgeput. Sindsdien was het
een stuk rustiger in de kooi. Op de foto's zie je mijn laatste
bosmuis. Ze lag op 29 januari 2019, na een logeerpartij van ruim
vier jaar, bij de ingang van haar slaaphuisje. Dood. Tenminste,
dat dacht ik. Toen ik haar wilde oppakken, ging opeens haar
borst op en neer. Met lange tussenpozen zuchtte ze nog een paar
keer… en toen niet meer. De avond ervoor at ze nog een pindaatje
uit mijn hand. Ook had ze ’s nachts nog aan een
stukje witlof geknabbeld en een pinda in haar slaaphuisje gelegd.
Ze was dus tot op het laatst vol goeie moed. Daar ben ik blij om.
Geen langzame of pijnl
ijke
aftakeling. Ze kreeg wel ouderdomsverschijnselen: een paar kale
plekjes op haar rug en stramme
pootjes. Maar ze kon nog steeds in een mandje klauteren dat aan
het plafond van haar kooi hing. Daar legde ik af en toe pinda’s
en kastanjes in, die ze dan diezelfde nacht eruit viste en naar
haar voorraad sleepte. Voor een bosmuis is ze stokoud geworden.
In de natuur leven bosmuizen hooguit een paar maanden. Jonge
muizen overleven de winter vaak niet. Mijn bosmuis is ruim vier
jaar geworden. Ze leefde lang en gelukkig. Zonder gevaar en
altijd eten bij de hand (poot). Wat ik me weleens afvraag: was
ze in
de natuur misschien toch gelukkiger geweest? Met een kort en
meeslepend leven, vol angst en gevaar, maar wel
in vrijheid? Ik weet het niet.
(Foto's DM)
December
2018

In 2018 belandde ik, samen met prof.
Aap, in de Charles Dickens Kapel (kapel = orkestje)
uit Brunssum. De dirigent zei op de eerste oefenavond: “Ditte,
laat je banjo maar thuis, bewaar 'm maar voor de Hillbilly’s.”
Kennelijk deed de banjo pijn aan zijn oren. De Charles Dickens
Kapel speelt alleen kerstliedjes. Een banjo klinkt kil en past
niet zo bij kerst. Dus pakte ik mijn gitaar. Verkleden vind ik
leuk en dat doet dit orkestje zoals je ziet. We hijsen ons in
lange rokken, doen strikken om en zetten een hoed op. Zo was de
mode in de tijd van Charles Dickens (1812-1870), een Engelse
schrijver. De Charles Dickens Kapel bestaat een jaar of tien.
Van september tot begin december is het oefenen. Daarna gaat de
groep op tournee langs verzorgingshuizen. Wat een verschil met
de
Sjpek en
Ei Kapel
waarmee prof. Aap en ik carnavalsmuziek
en schlagers spelen! Al die oudjes gaan uit hun dak: zingen,
klappen, zwaaien, hossen, polonaise! Bij de Charles Dickens
Kapel zit het publiek ontspannen en vredig op zijn stoel en hapt
in een stukje kerstbrood. Soms zingt iemand zachtjes mee. Op ons
repertoire staan meer dan 40 kerstliedjes: Jingle bells, Rudolph
the red nosed reindeer en ook oude liedjes zoals Stille nacht.
We speelden de (kerst)sterren van de hemel. Iedereen blij en in
kerstsfeer. Wat wil je nog meer? Prof. Aap en ik doen in 2019
weer mee.
Augustus /
September /oktober 2018

(Foto Prof. Aap)
Kijk
eens wat een mooie koeiendrol! Die
poepende koe liet mij trots haar achterste zien toen ik langs de
Worm wandelde: een snelstromende beek met ijsvogels, bevers en
een wilde begroeiing langs de kant. Prachtige natuur in de buurt
waar ik woon. De koe, een Galloway, stond dwars op het pad en
was niet van plan opzij te gaan. Ze moest eerst wat kwijt en dat
deed ze op haar gemak. Gelijk heeft ze! Daarna sjokte ze verder
en verdween in het struikgewas.
Galloways
zijn ruige, imposante dieren, die in natuurgebieden hun kostje
bij elkaar scharrelen. Ze eten van alles: bloemen, planten,
bladeren, takjes, schors, kleine boompjes... Zo groeit het
natuurgebied niet dicht. Die gevarieerde voeding zorgt voor
stevige drollen. Heel wat anders dan de drollen van de 1.7
miljoen melkkoeien die Nederland rijk is. Melkkoeien krijgen een
ander menu waardoor ze kledders van koeienvlaaien schijten. Zo'n
Galloway geeft minder melk dan een melkkoe, maar ze draait wel
mooie, dikke drollen uit haar achterwerk!
Mei / Juni / Juli 2018

(Foto DM)
Ra ra, wat zie je op de foto?
Een schilderij in tinten groen? Een wandelkaart vol
kronkelpaadjes? Het is het allebei! Achter in mijn tuin staat
een oud, houten schuurtje met een lek dak. Hoge bomen eromheen.
De bladeren houden de zon tegen, het is er vochtig. Voor slakken
is die plek een paradijs. Tegen de avond komen ze aangekropen.
Blote slakken zonder huis. Er zit een laagje alg op de wanden
van de schuur. Daar zijn die naaktslakken gek op. Met een
slakkengangetje klimmen ze loodrecht omhoog. Ondertussen
schrapen ze met hun raspmond de algen eraf. Zo laten ze elke
nacht nieuwe sporen achter. Je ziet precies hoe ze hebben
gelopen. Geen rechttoe rechtaan paadjes. Die wand schoonboenen
doe ik niet. Ik ben geen kunstbarbaar. Dit slakkenschilderij
past in elk modern museum. Mensen zouden met open mond staan te
kijken: “Ahhh vet cool… uniek… te gek! Van welke geniale
schilder is dit meesterwerk?”
December /
Januari / Februari
2018

Mijn kippenfamilie is
multiculti. Vier kippen van verschillende rassen. Die bruine,
vooraan op de foto, is een buitenlander, uit Sussex, een Engels
ras. De grijswit gevlekte (die kleur heet gek genoeg "koekoek")
is een Hollandse blauwe, die ook wel Noord-Hollands hoen heet.
Een kippenras uit Noord-Holland. Beide dames zijn vorig jaar
geboren en leggen bijna elke dag een ei. Zelfs heel de winter
door. Het zijn bijdehante kippen. Ze komen altijd als eerste op
me af gerend: ha, daar komen lekkere graantjes aan... De twee
andere kippen zijn groot en traag. In het midden staat de
Welsumer, van oorsprong uit Welsum, een dorp in Overijssel. Die
pikzwarte met rode kam en lellen is de Australorp, een
Australisch ras. Toen ik die twee kocht, waren ze niet meer zo
piep. Daardoor zouden ze minder eieren leggen, maar dat kon me
niet schelen. Ze zijn mooi, punt uit. Mijn vier multiculti dames
kunnen het goed met elkaar vinden. Ze maken geen ruzie en pikken
nooit naar elkaar. Die zwarte Australorp is een merkwaardig
beest, dat wel. Mevrouw vertikt het om 's avonds met de andere
kippen op stok te gaan. Ze gaat pitten in het legnest. De
volgende ochtend ligt er dus poep in het nest! Niet lekker als
haar vriendinnen daar eieren leggen, of ik moet voor dag en dauw
uit bed om het nest te verschonen! Ik zou die Lorp wel even
leren hoe het hoort. In het begin pakte ik haar, als het donker
was, uit het nest en zette haar resoluut op de zitstok. "Zo, dit
is jouw slaapplek." Ze bleef dan keurig zitten. Dat beetpakken
vond ze denk ik niet echt leuk,
hoewel ze geen kik (= tok) gaf. Het gaat nu inmiddels zo. Ik
loop 's avonds het hok in. Het
licht
schiet aan. Mevrouw kijkt op, stapt onmiddellijk uit het legnest,
rent naar de zitstok,
springt hup op de stok en gaat slapen. Je gelooft het of niet,
maar dit gaat al maanden zo.
Elke avond ga ik dat hok in en hoop dat ze op stok zit. Nee hoor.
Elke keer hetzelfde liedje: ze zit in het legnest. Ik probeerde van
alles. Ik heb het nest een paar keer dichtgemaakt, zodat ze er
niet in kon. Toen ging ze (uit protest?) ergens op de grond
slapen. Dat vond ik
zielig, op zo'n koude vloer. In het begin dacht ik: als ik
volhou en haar elke avond uit het legnest jaag, zal ze het wel
leren. Misschien denkt mijn kip hetzelfde: als ik volhou, zal
Ditte het op een dag wel leren dat ik het liefst in het legnest
slaap. Zou die Australorp zó slim zijn? Of is ze gewoon, net als
ik, hardleers? Snap jij er wat van? Ik niet!
Maar om nu naar een kippenpsychiater te gaan... want wie is er
hier gek?
(Foto's DM)
Oktober /
November
2017

Thé Tjong-Khing tekent elke
dag. Al meer dan 80 jaar. Hij illustreert kinderboeken. Zijn
illustraties hingen levensgroot in Heerlen op een
tentoonstelling. Moet je die kleine Assepoester zien op die o zo
grote, lange, rode trap. En die lamp! Het is net of-ie echt
brandt. Ja, Khing (dat is zijn voornaam) kan er wat van! Vanwege
die tentoonstelling kwam hij naar Heerlen om een lezing te geven.
Ik erheen met een groepje Limburgse illustratoren, voor wie hij
een lichtend voorbeeld is, de ‘grote meester’. Khing vertelde
over zijn werk. Het liefst tekent hij drama’s: moord, doodslag,
ongelukken, valpartijen, ruzies... Twee mensen die een praatje
maken: niks aan! Er moet iets gebeuren. Het was indrukwekkend om
hem live te zien tekenen. Eerst tekende hij een baby. Door
steeds lijntjes weg te gummen en toe te voegen, veranderde
de baby
in een kleuter, in een zesjarige, in een puber... en
uiteindelijk was die baby een
oude man met een stok.
Voordat de lezing begon, drentelde Khing door het gebouw. Ik
liep op hem af en zei dat ik een boek van hem had meegenomen. Of
hij wilde signeren. Hij ging meteen zitten en toverde
een pen
tevoorschijn. Het was duidelijk dat hij liever tekende dan dat
hij wachtte tot hij het podium op moest. "Wat voor hobby's heb
je?" "Schrijven", zei ik. "Over de natuur."
Dat was niet het goeie antwoord. Nee,
hij bedoelde andere hobby’s.
Dus ik stak van wal: muziek
maken, de
natuur in, wroeten in de tuin, ik ben gek op kleine beestjes...
"Ho ho, ik weet genoeg. Ga maar even op die kruk zitten, met je
gezicht naar opzij." Toen begon hij te
tekenen. Zijn
vrouw keek
nieuwsgierig mee. Khing observeerde me van kop tot teen.
Keek
naar mijn broek (zwart) en mijn schoenen ("hm, een zool met een
licht randje").


Toen hij
klaar was: "O, de griffels en de gouden uil moeten er nog bij.
Maar… ik weet niet hoe ik die uil moet tekenen. Hij is van goud
hè?" Hup, hij krabbelde twee griffels onder mijn arm en een uil
met een stralenkrans. Kijk, zoiets kun je maken als je
illustrator bent. Een illustrator van goud.
(Foto's Prof. Aap)
Juli / Augustus
/ September 2017
Bij
mijn keukenraam hangt onze snackbar voor vogels. Kool-
en pimpelmeesjes vliegen af en aan. Zo ook de bonte specht en
soms een ekster. Die hakken erop los, maar de snackbar is
hufterproof. Vet en graantjes vallen tijdens de maaltijd op de
grond. Dat weten de heggenmussen. Zij zijn de schoonmaakploeg.
Ze scharrelen driftig rond en ruimen de restjes op.
Deze zomer kreeg onze snackbar een nieuwe klant. Eentje die
klimt als de beste: mevrouw de bosmuis. Kraaloogjes, grote oren,
lange staart. Ze klauterde vakkundig langs de gladde, metalen
staven omhoog om haar buikje te vullen. De mezen keken raar op
en fladderden opgewonden om haar heen. Wat is dát voor vreemde
vogel! Weg jij! De muis knabbelde rustig haar buikje vol. Ook
zij wil een kant en klaar snackie in haar bekkie!
(Foto Prof. Aap)
Maart / April / Mei / Juni 2017


(Foto's DM)
Metselbijen zoeken diepe
gaatjes. Daarin bouwen ze hun
nest.
Vaak
in een
holle
stengel van riet of bamboe. Maar... ook in de ronde gaatjes van
mijn
tuinslanghouder!
Helemaal
achter in het gaatje legt de metselbij een kluitje stuifmeel met
daarop haar eerste eitje. Ze metselt een muurtje van vochtig
zand of leem. Een piepkleine, afgesloten kinderkamer. Daarna
haalt ze nieuw stuifmeel. Ze legt een tweede eitje en metselt
een tweede muurtje. Dan weer stuifmeel met een eitje en het
derde muurtje. Piepkleine kinderkamers op een rij. Dat gaat zo
door tot helemaal vooraan. Daar komt het laatste muurtje: de
voordeur. Die blijft in de herfst en de winter gesloten. Zie je
op de foto dat er al een paar deuren dicht zijn? De larven die
uit de eitjes komen eten het stuifmeel en verpoppen. Pas volgend
voorjaar knagen ze de deuren open en vliegen als jonge
metselbijen de wijde wereld in. Metselbijen zijn zachtaardig en…
superbelangrijk. Ze bestuiven heel veel bloemen. Vooral de
bloemen van fruitbomen. Appels, peren, kersen. Zonder
metselbijen geen goeie oogst. Wat mij betreft mogen ze overal in
mijn tuin gaatjes dichtmetselen.
Januari / Februari 2017

Even voorstellen: de Sjpek en Ei
sjpaskapel uit Heële (= Heerlen). Sjpas komt van het
Duitse Spass en betekent plezier en gekkigheid. Kapel is een
mooi woord voor orkestje. Sjpek en Ei is een ongeregeld zootje
muzikanten, dat voor vrolijkheid zorgt. Sinds vorig jaar mei
spelen Prof. Aap en ik mee. Prof. Aap op de tenorsax en ik op de
banjo. De 11de van de 11de maand, 11 november dus, begint het
carnavalsseizoen. Sjpek en Ei speelt carnavalskrakers en
meezingdeuntjes, dus vanaf november vorig jaar was het topdrukte.
We deden mee met het Heerlense Sjlagerkonkoer (= een
Limburgse-liedjeswedstrijd;
klik
hier). Niks gewonnen.
Maar... meedoen is leuker dan winnen, want anders waren we per
ongeluk beroemd geworden! Met de Stadsprins en zijn Raad van 11
kwamen we op allerlei scholen. Alle kinderen verkleed en
geschminkt in polonaise achter ons aan. Dat is weer eens wat
anders dan een schoolbezoek met een zware tas boeken. Ook
speelden we in zalen vol bejaarden. Overal waar we kwamen,
gingen die oudjes uit hun dak. Ze hosten, zongen en hingen van
enthousiasme in de gordijnen. Ze zeggen dat de kinderen van
tegenwoordig zo druk zijn. Nou, bejaarden kunnen er ook wat van.
Die krijg je echt niet stil! Af en toe ploften ze neer om uit te
hijgen. Dan toeter je even in hun oor of ik geef een ram op de
banjo. Hup, ze springen weer overeind om sjpas te maken.
December 2016

Een op afstand bestuurbaar engeltje... een van de
leuke kerstkaarten die ik ontving. Zoiets had ik met kerst best
willen zien! De tekenaar is Gerhard Glück. Wel eens van gehoord,
maar ik kende hem niet goed. Dus even op internet zijn naam
ingeklopt. Ze noemen hem een 'Meister der Komischen Kunst' (in
het Duits, want hij is Duitser). Hij maakt cartoons voor kranten,
tijdschriften en boeken. Vaak grappig en origineel. Vanaf deze
kerst heeft hij er een fan op afstand bij, niet bestuurbaar!
(Cartoon Gerhard Glück)
November 2016

Een wespennest volledig
uitgegraven en geplunderd. Dat had ik nog nooit gezien! Overal
lagen stukken raat. Welk dier heeft dat gedaan? De das valt af.
Die woont niet in mijn tuin. De wespendief valt af. Die vliegt
hier niet. Een marter misschien? Die
voelt zich bij mij thuis. ´s Avonds schiet hij langs m'n raam en
kijkt nieuwsgierig naar binnen. Maar of een marter wespennesten
uitgraaft? Ja! Ik vond een YouTubefilmpje
met het bewijs. Ik hou het op een marter. Ik zou het anders niet
weten. Bij het filmpje stond dat die marter zijn buikje vult met
honing. Maar dat klopt niet. Wespen leggen geen honingvoorraad
aan zoals bijen. Daarom gaan wespen in de winter dood. Ze hebben
niets te eten. Marters eten de larven die in dat nest zitten.
Wat zijn marters slim. Ze zien wespen via een gaatje de grond
in- en uitvliegen en weten: als ik hier graaf, kom ik bij een
eersteklas restaurant met heerlijke, voedzame snacks. Netjes
opgediend in zeshoekige raten.
(Foto Prof. Aap)
September / Oktober 2016

Een slaperige uil? Nee, een
bevroren uil! Op de foto is hij net uit de diepvries. Toen hij
nog warm maar dood was, vond mijn zangvriendin hem in haar tuin.
Er zaten twee pluimpjes op zijn kop. Zij dacht: dat lijkt een
oehoe! Maar een oehoe is een maatje groter. Het bleek een
ransuil. De dode uil verhuisde van haar tuin naar de vriezer. Ik
mailde Frans, een dierenarts met als hobby dieren opzetten.
Laatst gaf hij me nog drie opgezette teken. Beter een opgezette
teek cadeau, dan een levende teek! "De uil die ik eerder opzette,
daar kwam de mot in," mailde Frans terug. En zo reden we, met
koeltas op de achterbank, naar mijn zangvriendin met haar
bevroren uil in de vriezer. Hij kwam er verfomfaaid uit. "Als de
uil ontdooid is, zie je pas goed hoe zijn conditie is," zei
Frans geruststellend. "Maar eerst moet ik naar de politie om hem
te laten registeren. Dat is verplicht bij beschermde dieren.
Anders mag ik hem niet in huis hebben en opzetten."
Nu maar hopen dat deze ransuil zó ranzig smaakt, dat de motten
hem niet lusten!
(Foto DM)
Juli / Augustus
2016

(Foto's Prof. Aap)
Wat een uitputtingsslag! Na
een worsteling versloeg ik een slang van tientallen meters! Zijn
naam is gele plomp. Hij is familie van de waterlelie: grote
bladeren en gele bloemen. Zo'n 15 jaar geleden zette ik een mini
gele-plompplantje in de vijver.
Hij
had het meteen naar zijn zin. Elk jaar meer bladeren
en bloemen. En maar groeien en jonkies maken... Tot de vijver
was volgeplompt. Je zag nauwelijks
nog
water. Diep onder water kronkelden zijn dikke, geschubte
slangenwortels. Je raakt erin verstrikt als je zo'n gele plomp
te lijf gaat. Trek hem maar eens op het droge! Dat is sjorren en
slepen en veel spierballenvertoon. De staart van de slang kreeg
ik niet te pakken. Dus écht verslagen is hij niet. Hij is en
blijft de baas en groeit weer aan. Nou ja, over 15 jaar zien we
wel. Eens
kijken hoe het dan met die woekeraar gaat... en met mijn
spierballen (die moet ik nu wel blijven trainen).
Juni 2016

Laatste nieuws! De familie
Eend (zie april/mei) is met de noorderzon vertrokken. 's Morgens
zijn moeder eend en haar 9 kuikens nog gevoerd. Een paar uur
later was de hele familie spoorloos.
Tien jaar geleden bivakkeerde er ook een eendenfamilie in mijn
vijver. Moeder eend en 12 eendjes. Ook zij verdwenen na een paar
weken. Het zal zo horen. Hoe goed ze het hebben, ze gaan de
wijde wereld in. Ze willen wat beleven. Nou, dat zullen ze zeker!
Nog zo klein en niet kunnen vliegen... hoe loopt dat af? Ik hou
m'n hart vast.
(Foto DM)
April / Mei
2016

(Foto's Prof. Aap)
Verborgen tussen de struiken
langs mijn vijver, legde moeder eend elke dag een ei. Elf in
totaal. Ze broedde en broedde,
vier weken
lang. En op een zonnige lentedag plonsden er 9 eendjes in de
vijver. Ze had het strikt geheim gehouden. Niemand had iets in
de gaten. Ik ook niet. Ja, er zwom wel eens een eend in de
vijver. Maar dat gebeurt het hele jaar door. Die eend vliegt dan
weer weg. Zij blijkbaar niet. In het nest bleven twee eieren
achter. De volgende dag waren ze verdwenen, meegenomen door een
rover met knorrende maag. Moeder eend is waakzaam. Als we de
jonkies voeren op het terras, eet ze niet m
ee
en staat ze op de uitkijk. Zodra er een grote vogel overvliegt,
kwekt ze de eendjes bij elkaar. Pijlsnel waggelen ze het water
in. Uitrusten en slapen doet de eendenfamilie op een eilandje in
de vijver. Na een dag of drie vloog moeder eend weg en liet haar
kleintjes alleen. Een kwartier later kwam ze terug met een
mannetje achter zich aan. Alsof ze hem naar de vijver had gelokt:
'Kijk, hier is je nageslacht!' Meneer had het gauw bekeken. Eendenmannetjes laten
alle zorg graag aan de vrouwtjes over.
Januari /
Februari / Maart 2016

Een onuitroeibaar plantje:
veldkers! Mijn tuin staat er elk jaar vol
mee. In juni, als de zaadjes rijp zijn, hoef je maar
tegen dat plantje te tikken en er springen honderden zaadjes weg.
Overal schiet dat onkruid nu weer de grond uit. Afgelopen tijd
schreef ik een boekje over wildplukken (= iets wilds plukken en
opeten). Als je daarover schrijft, ga je zelf ook wildplukken.
Dus proefde ik een paar blaadjes veldkers. Hé, maar die zijn
lekker! Pittig, peperig, een beetje radijsachtig. Op internet
stond dat veldkers hartstikke gezond is. In de winter zijn de
blaadjes jong en op hun best. Hup, in de sla, in de soep, in de
kruidenboter, in de wokpan. Een broodje kaas en wat veldkers
erop, heerlijk. Vroeger ging de veldkers naar mijn geiten. Vanaf
nu ga ik zelf grazen. Mèhhh.
(Foto DM)
November /
December 2015

Ik kwam een vreemde pan
tegen. Een 'ontsapper'. Ik kende 'm niet, maar nu wel. Een
super-uitvinding! Hij bestaat uit drie pannen op elkaar. De
bovenste pan is een pan met gaatjes, daar gaan mijn appeltjes
in. In de emmers zit het laatste restje van m'n appelboom. In de
onderste pan moet water. Zodra het water kookt, trekt de
waterdamp omhoog door de appels en die 'ontsappen'. Hun sap
druppelt dan, via de gaatjes, in de middelste pan en stroomt uit
het slangetje hup de fles in. Appelsap dat je lang kunt bewaren.
Ik heb ook druivensap gemaakt. Allerlei fruit kan in die pan.
Wie weet wat nog meer! Ik ga experimentjes doen. Iemand noemde
die pan een piemelpan. Heel wat leuker dan 'ontsapper'. Soms is
het inderdaad gepiemel. Die piemelslang wordt gloeiend heet door
het sap en springt vrolijk uit de fles. Help! Mijn ontsapper is
een ontsnapper!
(Foto Prof. Aap)
September 2015

(Foto Prof. Aap)
De plantengroei in mijn vijver
moet ik indammen. Anders groeit de vijver dicht.
In mijn waterdichte vijverpak sta ik te knippen en te sjorren.
Het leukst vind ik al het gefladder en gekrioel om me
heen. Libellen, vlinders, schrijvertjes, waterslakken,
waterspinnetjes en -kevers, jonge salamanders... Ook dikke,
groene kikkers op de leliebladeren. Ze blijven rustig zitten, al
ben ik vlakbij. Ik zou ze een kusje kunnen geven. Maar... ik heb
al een prins. De bodem van de vijver loopt schuin af en is hier
en daar spiegelglad. Schuifelend probeer ik mijn evenwicht te
bewaren. Laatst zei iemand: "Pas maar op met dat visserspak van
je. Als je valt, loopt dat pak meteen vol water en kom je niet
meer overeind. Je zinkt als een baksteen naar de bodem." Ik moet
dus oppassen. Als ik val, geef ik die kikkers toch maar snel een
kusje. Dan zit de vijver vol met prinsen die me redden. Komt
goed!
Juli 2015
Vanaf
de bovenverdieping van ons huis kijken we over het
veld waar de kippen lopen. In de verte zien we een grote bruine
poes door het gras sluipen. Maar wat heeft-ie een enorme staart!
O nee... het is geen poes! Het is een vos!
Zomaar op klaarlichte dag en onze kippen scharrelen overdag vrij
rond. Als een dolle rennen we naar beneden en zien de staart van
de vos nog net over het hek verdwijnen. Voorzichtig kijken we om
ons heen. Ach, kip
Grijsje ligt dood op het terras. En kijk daar: Bruintje
ligt dood in de ren. Zou Zwartje zich verstopt hebben? In de
verte bij de pruimenboom wappert eenzaam een bergje zwarte veren.
Ook Zwartje is naar de kippenhemel. Het is in een mum van tijd
gebeurd. De kippen hebben geen kik (en geen kakel) gegeven, wat
ze altijd doen bij gevaar. Ze lagen er vredig bij. Een
druppeltje bloed bij hun hals. De vos had ze vakkundig in hun
nek gebeten. Einde van mijn leuke kippenfamilie. Dag kippen...
(Foto Prof. Aap)

Na afloop liep ik door het gras.
Bijna trapte ik in een verse drol (met krul). Een vossendrol.
Zie je die kersenpitten? Vossen zijn alleseters en eten in de
zomer veel fruit. Die drol doet me denken aan een politieagent
die vertelde dat dieven soms zó nodig moeten poepen, dat ze het
niet kunnen ophouden. Waarschijnlijk door de stress. Mensen bij
wie is ingebroken vinden dan een mensendrol in hun huis (bv.
midden in de kamer) of ergens in de tuin. Misschien had de vos
ook stress en moest hij accuut poepen. Of hij wilde zijn gebied
met een mooie drol afbakenen: 'dit kippenweitje is verboden voor
andere vossen.' Hoe dan ook, hij liet een souvenir achter. Met
een luchtje.
(Foto Prof. Aap)
Mei / Juni 2015

(Foto Prof. Aap)
Elk jaar zwemt er in de lente
een eendenpaar in
mijn vijver. Mannetje en vrouwtje komen op een dag aanvliegen en
landen met een grote plons. "Hallo, daar zijn we weer!" Ze
zwemmen rond, duiken tussen de waterplanten en slobberen
allerlei lekkers naar binnen: eendenkroos, algen, insecten, ook
mijn kikkervisjes. Vaak maken ze samen een wipje. Ze blazen na
afloop uit en poetsen hun veren. Met luid gesnater vertrekken ze
weer: "kwaaaak... tot morgen!" In al die jaren is er bij de
vijver één keer een nest met eieren uitgebroed. Dit jaar hield
het vrouwtje het na 3 eieren (in plaats van 10-15) voor gezien.
Twee meter boven het nest hangt in de boom een voederhuisje waar
eekhoorns pinda's halen. Eekhoorns lusten op z'n tijd een eitje
of een jong vogeltje. Wegwezen, zal moeder eend hebben gedacht.
Hier ga ik mijn kinderen niet grootbrengen! Ze is verhuisd naar
hopelijk een betere plek. Het voederhuisje is inmiddels ook
verhuisd. Wie weet volgend jaar... komt ze het nog eens proberen.
Maart / April 2015

Dierentuinen... hoera, ik ben
er gek op. Toen ik 'IJsberen en andere draaikonten' schreef,
bezocht ik er heel wat. En nog steeds: waar ik ook kom, ik kijk
eerst of er een dierentuin in de buurt is. Het is toch super dat
je voor pinguïns niet met een bootje naar de Zuidpool hoeft te
peddelen. Of voor stokstaartjes het vliegtuig moet pakken
richting Afrika. Zonder verre reis kun je op safari. Zoals in
Artis. Na een paar uurtjes met het openbaar vervoer ben ik er.
Toen Artis 175 jaar bestond, hebben ze een leuk boek gemaakt met
verhalen, versjes en tekeningen van allerlei schrijvers en
tekenaars (zie het Hoera-omslag). Van mij staan er ook een paar
dierentuinverhalen in. Kijk maar in de bieb, daar staat het boek.
Als je dit boek leest, hoef je de deur niet uit en lijkt het of
je tussen de dieren in de dierentuin loopt.
(Samenstelling Joke Linders,
€ 14,95)
Januari / Februari 2015

(Foto Prof. Aap)
Hé, een muisje in mijn tuinhuis!
Een dag later: twee muisjes! Die eerste nam een
familielid mee. Voor je het weet, is je tuinhuis een vrolijk
familiehotel. Muizen zijn leuk maar ze poepen en piesen en ze
knagen gaten. Dus ik op muizenjacht. Stukje kaas in de muizenval
en... meteen hebbes, een bosmuis! Schattig om te zien: grote
oren, slimme kraaloogjes en een snuitje met lange snorharen. We
keken elkaar nieuwsgierig aan. De muis had honger. Ik gaf hem
een pindaatje en noemde hem (natuurlijk) Piep. Een eind verderop
liet ik Piep vrij, in de buurt van de composthoop tussen de
struiken. De vraag is: kan een bosmuis de weg terugvinden? Dat
wilde ik weten. Piep-2 in de muizenval kreeg van mij een drupje
oranje nagellak op zijn vacht. Ook hij verhuisde richting
composthoop. Een paar dagen later... de derde bosmuis in de val.
Precies op de plek van dat likje nagellak, had die muis een
klein kaal plekje. Ik geloofde mijn ogen niet. Was het Piep-2?
En dat kale plekje? Mogelijk had hij (of een ander, Piep-1?) die
haartjes uit zijn vacht geknaagd. Of was het stom toeval? Wie
zal het zeggen? Inmiddels is mijn buit opgelopen tot 7 bosmuizen.
Misschien wel de hele familie. Wie weet zijn ze vertrokken, want
de muizenval blijft leeg. Maar de val staat er nog. Ik ga morgen
weer eens kijken.
November - December 2014

Kip Kakel, oud en in haar laatste
dagen... (Foto Prof. Aap)
In memoriam: kip Kakel
Kip Kakel was mijn lievelingskip. Zodra ze me zag, begon ze
opgewonden te kakelen. Ze kwam met fladderende vleugels
aangerend. Als een dolle. Elke dag gooi ik wat graantjes in het
gras. De andere kippen beginnen dan meteen te pikken. Kakel deed
dat niet. Die at het liefst uit mijn hand. Altijd kon ik haar
oppakken en zachtjes aaien. Een knuffelkip. Ze zorgde zonder
gekrakeel voor rust en orde in mijn kippenhok.
Tijdens haar jaarlijkse
broedse periode zat ze
gewoonlijk drie weken op het nest. Maar dit jaar nam ze de tijd.
Alleen voor eten en drinken kwam ze er even af. Na een week of
acht heb ik een paar stenen in haar nest gelegd. Het moest maar
eens afgelopen zijn, want alle dagen in je nest blijven liggen...
Daarna scharrelde ze weer buiten in het zonnetje. Toch was ze
niet de ouwe Kakel. Ze legde nog precies één ei en dat was het.
Steeds vaker sliep ze in het laag gelegen legnest. Klimmen naar
de hoge zitstok viel te zwaar. Haar gekakel klonk zachter en
zachter. Rennen deed ze niet meer. Ook leek het of ze geregeld
van het
padje af raakte. Ze kon minutenlang naar een muur staren, waar
echt niets te zien was. Of ze bekeek de graantjes in mijn hand
alsof ze niet wist wat
ze ermee aanmoest. Ik vond haar een keer in de schemering ergens
in het gras,
terwijl
de
andere kippen al lang op stok zaten. Ik moest haar naar het
nachthok dragen. Langzaamaan
werd duidelijk... mijn lieve kip Kakel was niet alleen oud maar
ook dement. De andere kippen behandelden
haar nog steeds met ontzag. Tot het laatst toe bleef zij de
opperkip. Op een morgen lag ze vredig,
maar dood in haar nest. Ik denk dat ze een jaar of 8 was. Best
oud voor
een kip. Kip
Kakel
heeft een goed leven gehad, met een mooie oude dag. En ik had,
jarenlang... een
onvergetelijke kip!
Kip Kakel in haar jonge jaren, met
kuiken (Foto Prof. Aap)
September -
Oktober 2014

(Foto Prof. Aap)
Dertien jaar lang huppelden
Mekkie en Betsie in mijn geitenweitje achter in de tuin. Na hun
dood (oud en versleten) bracht ik ze naar preparateur
Maurice Bouten (klik
hier). Inmiddels zijn ze
terug van weggeweest. Ja, ze zijn veranderd. Ze missen
lichaamsdelen en vanbinnen zijn ze opgevuld met kunststof.
Maar verder zijn ze echt. Hun vacht is echt, hun grappige sikje
waar ik vaak aan trok, hun snuit, hun stoere hoorns, hun oren,
alles is echt. Zelfs hun ogen. Maar die zijn wel van glas. Bij
preparateur Bouten hangen honderden glazen ogen aan de muur. Ik
mocht kiezen. Ogen met verticale pupillen, maar die zijn voor
katten. Ogen met ronde pupillen, voor een hond of een kip. Ogen
in allerlei kleuren. Geiten hebben horizontale pupillen: als
dwarsbalkjes. Tussen al die glazen ogen vond ik precies de goeie.
Voor de foto heb ik Mekkie en Betsie van de spijker gelicht. Ze
hangen in mijn tuinhuisje, met uitzicht op hun geitenweitje...
nu kippenweitje. Zo zie ik elke dag mijn trouwe
geitenvriendinnetjes. Als ik het tuinhuisje in loop, kijken ze
me aan alsof ze me gedag gaan mekkeren. Net als vroeger. Mèèèh!
Juni - Augustus
2014



Een guitalele?
Nooit van gehoord! In een gitaarwinkel zag ik 'm hangen en was
meteen verkocht. Ik hou van kleine dingen: kleine beestjes,
kleine plantjes én (nu ook) kleine gitaartjes. De guitalele is
een kruising tussen een ukelele (die nóg kleiner is) en een
gitaar. Zo'n dwerggitaartje (ca. 70 cm lang) is makkelijk mee te
nemen. Toen ik kortgeleden in de bibliotheek van Tuinwijk in
Utrecht was, had ik 'm bij me. 't Is wennen want er is weinig
ruimte voor je vingers. Maar mijn getokkel lukt prima, al zeg ik
het zelf. Ik vertelde de kinderen over
kip Kuifje
die geregeld naar de kapper moet, ik haalde uit het
Boerenbeestenboek een kippenverhaal van stal en
zong met de guitalele een liedje
over tante Nel. Die tante Nel ging steeds meer op kip
Kuifje lijken, maar dan met rode veren. Aan het eind van het
liedje legt tante Nel een prachtig groengespikkeld ei. Ze is als
kip heel tevreden. Net als kip
Kuifje. Vooral als zij netjes geknipt is en de kuif niet meer
voor haar ogen zwiept.
April - Mei 2014

In April, rond Pasen, klonk
in ons land zo'n 150 keer de Matthäus Passion. Een bijbels
verhaal, in 1729 op muziek gezet door Johan Sebastiaan Bach.
Oude muziek... maar een gouwe ouwe. Veel mensen vinden die ouwe
topper het mooiste en geniaalste stukje muziek dat ooit is
gemaakt. Ik kende het niet goed. Prof. Aap luisterde er vaak
naar, ik niet. Maar nu kan ik die muziek dromen! Ik zong met 'mijn'
koor de Matthäus in de Schouwburg van Heerlen. Drie maanden lang
elke week oefenen. Langzaamaan steeg de spanning. Vooral bij de
dirigent. Die sprong af en toe uit zijn muzikale vel. Hij riep:
'Jullie razen maar door! Jullie gaan véél te snel! Jullie moeten
niet in je bóek kijken, maar naar míj; ík geef het tempo aan,
niet jullie! En ik heb al 100 keer gezegd welke woorden je heel
zacht moet zingen. Jullie verknállen dat stuk! Opnieuw!!!' En
hup, dan begonnen we weer (en weer en weer).


Het muziekboek
van
de
Matthäus
Passion is 175 bladzijden dik. De
Matthäus duurt meer dan drie uur. Het koor hoeft niet al die
tijd op haar pootjes te staan. Is het koor aan de beurt, dan
staat het koor op. Tegelijk opstaan, dat moesten we oefenen. De
één stond op terwijl de ander nog zat. De stoelen kraakten. De
dirigent deed voor hoe we mooi moesten opstaan. Ik
kan dat nu netjes en beschaafd. 'Denk eraan', zei hij, 'als er
gezongen wordt dat Jezus sterft, moet het MUISSTIL zijn. Blader
op dat moment NIET in je
muziekboek! Ga tijdens het concert
nooit wild in dat boek bladeren.'
Om niets te vergeten, schreef ik van alles in mijn boek.
Wannneer je hard of zacht moet zingen, of je de woorden aan
elkaar zingt of los van elkaar, wanneer je even moet stoppen of
ademhalen.

De schouwburg was tot de nok gevuld: meer dan 1o00 mensen. Ging
het allemaal goed? Ruim drie uur later klonk een
uitbundig applaus. Of Bach zelf ook zo zou hebben
geapplaudiseerd, weten we niet. Misschien vond hij het niks en
zou hij zijn tong hebben uitgestoken (zie schilderij). Ik hoorde
dat mensen moesten huilen van ontroering: zo mooi en
indrukwekkend vonden ze het. Maar een oude vriend van mij viel
als een blok in slaap. Die vond het saai. Toen het koor ging
donderen en bliksemen (in het Duits, want Bach was Duits),
schoot hij overeind. Net daaraan vooraf, zongen de sopraan en de
alt dat de held van het verhaal wordt vastgebonden en
weggevoerd, heel verdrietig. Daarna begint het onheilspellend te
onweren.
Klik
hier
om dit te horen en te zien.

Er zong een kinderkoor mee. In de coulissen zag ik de kinderen
met elkaar stoeien. Maar toen ze moesten zingen, liepen ze braaf
naar het midden van het podium; ze staan vlak voor het koor, met witte overhemdjes
aan. Ze zongen hoog boven het koor
uit, als engeltjes.
Weet je wat ook super was? Tijdens
het applaus mocht ik een bos
bloemen geven aan de tenor. Een
pittig mannetje + buik(je).
Hier loop ik (als 4e in
de rij) naar hem toe... een beetje voorzichtig want zo'n podium
is spekglad. Ik kwam die tenor van tevoren, tijdens de pauze,
tegen. 'U krijgt van mij na afloop een bos bloemen. En eh...
vindt u het goed als ik u dan een zoen geef?' Je weet niet of
zo'n man daar prijs op stelt. Hij keek me aan, begon te
glunderen en zei: 'Ja, héeeeeél graag zelfs!' Nou, hij kreeg
drie dikke klapzoenen (én de bos bloemen). Die had-ie verdiend.
December 2013 - Maart 2014
Records
van dieren:
mijn zoveelste boekje in de serie Mini Informatie ligt weer in
de bieb. Ik heb even geteld: het is het 56-ste deeltje dat ik
sinds 1985 schreef. Ik vind het nog altijd leuk om te doen, dus
ben nog niet uitgeteld. Ik maakte de afgelopen jaren een eigen
mini-serie. Taal van dieren, Neuzen van dieren, Reizen van
dieren, Jonkies van dieren, Hulp van dieren, Geluiden van
dieren, Staarten van dieren, Records van dieren... Kijk maar als
je in de bieb bent. Nu werk ik aan het boekje 'Dood van dieren',
over wat er allemaal gebeurt als een dier doodgaat. Met dit
laatste boekje wordt mijn mini-serie begraven. De redacteur
vroeg of ik iets nieuws wilde bedenken voor Mini Informatie. Dus
er komt over een tijdje een nieuwe Mini mini-serie tot leven.
Oktober /
November 2013

Zoekplaatje: waar sta ik?
(Foto Prof. Aap)
Mijn allereerste officiële optreden
als...
aanstormend koorzangtalentje
.
Met een daverend orkest in de schouwburg van Heerlen. De foto is
het bewijs. Nee, ik ben niet die deftige mevrouw met dat
zangboek onder haar arm. Zij was de solo-zangeres. Even goed
zoeken en je ziet me ergens in een hoekje. Sinds januari van dit
jaar zing (ofwel piep, galm, ...) ik bij een koor van meer dan
1oo man + vrouw. Mijn vuurdoop in het theater was hartstikke
leuk en spannend. Bijna had ik van de zenuwen mijn muziekboek
opgevroten en was er een brulkikker uit m'n keel gesprongen. Bij
zo'n concert mag je geen parfum gebruiken, want die walm slaat
op de kelen. Kleding zwart, geen laag decolleté of
glitteroorbellen, dat zou de toeschouwers afleiden van de
muziek. Je hebt een vaste plek. Als je met meer dan 100 man het
podium opmarcheert, moet je precies op die plek van jou
uitkomen. Anders wordt het een zootje. Dus het hele koor staat
van te voren in lange rijen in goeie volgorde in de coulissen.
Je loopt (hopelijk) zonder struikelen het podium op en houdt
allemaal je muziekboek op dezelfde manier vast. We stonden in
vijf rijen op een soort brede trap. Elke rij een stukje hoger,
zodat alle koorleden de dirigent zien. Mijn plek was de
derde rij rechts aan de rand (randfiguur dus). Het was even
oppassen om niet door ellebogenwerk van die verhoging naar
beneden te donderen. Na afloop groot applaus. Buigen? De
dirigent buigt en de solisten mogen ook buigen, zoals die
mevrouw in die sjieke jurk. Het koor buigt niet. Dat schijnt zo
te horen. Ik moest me inhouden, want buigen vind ik altijd leuk.
Dan voel ik me een echte ster!
Augustus /
September 2013




Intelligentietest voor eekhoorns
(Foto Prof. Aap)
Het duurde een week of drie
voor de eekhoorn zijn nieuwe voerbakje ontdekte. Ik was benieuwd
hoe snel hij mijn pinda's te pakken kreeg. Razendsnel! Na een
korte inspectie duwde hij hup het deksel omhoog, stak er twee
pootjes in en grabbelde er een pinda uit. Sindsdien komt hij af
en toe een pindaatje scoren. Soms knabbelt-ie 'm ter plekke op:
pinda uit het vuistje. Meestal neemt-ie de pinda mee in zijn
bek. Waarheen? Op het terras ruimde ik wat aarde op bij een
bloempot met geraniums. De volgende dag lag bij een andere
bloempot ook wat aarde. Ik keek nog eens goed en zag dat de
eekhoorn mijn pinda's verhuisd had van het voerbakje naar de
bloempotten. Hij begraaft ze tussen mijn mooie geraniums.
Grappig. Maar als verhuizer maakt hij er wél een zootje van!
Mei / Juni / Juli 2013

Ra ra wat zijn dat voor groene
dingetjes? (Foto Prof. Aap)
De
30-meter hoge populieren
in onze tuin moesten worden gekortwiekt want bij elke storm
hield ik mijn hart vast. Soms braken grote takken af. De
bomenman zei: 'ik ga die bomen kandelaberen.' Kandelaberen? Met
veel kunst en (nog veel meer) vliegwerk zaagde hij de bomen 2o
meter korter: als een ouderwetse kandelaar. Dat was tegelijk het
einde van twee prachtig groene maretakken die op de zijtakken
groeiden. Maretakken brengen geluk en nu zijn ze weg! Snik. Maar
ik heb hoop dat ze terugkomen. Prof. Aap smeerde plakkerige
maretakbesjes tegen de schors van de ingekorte populieren. En
kijk... kleine groene stengeltjes waaruit worteltjes moeten
groeien! Een prima teken. Nu moeten die worteltjes zich nog in
de schors wurmen. Dat is voor een maretak het moeilijkste.
Volgens mijn plantenboekje moeten de jonge maretakjes elke dag
besproeid worden met gedestilleerd water. Elke dag... tot in
oktober. Anders drogen ze uit of waaien ze weg. Ja, je moet er
iets voor over hebben. Dus staan er ladders tegen de bomen.
Prof. Aap klimt (als volleerde aap) elke dag met een
plantenspuitje de boom in. Als de plantjes er in oktober nog
zijn, is de kans groot dat dit experiment gaat lukken. Dan
krijgt Prof. Aap van mij een zoen... onder de maretak van de
gekandelaberde populier. Is die ouwe aap daarom zo druk bezig?